De Russische les begint weer. En net als het jaar daarvoor meld ik me in 2012 aan bij de Staatsuniversiteit van Moskou. Zelf word ik door de Europese Unie gesubsidieerd om aan Russische universiteiten mee te helpen het onderwijs te vernieuwen, maar ik wil ook Russisch leren. Normaal gesproken doe ik dat samen met buitenlandse taalstudenten die hun Russisch willen bijspijkeren, terwijl ze zich ondertussen vooral druk maken over hun spartaanse huisvesting. Dit keer is alles anders. Door de financiële crisis in het Westen willen nu zelfs acht van de tien studenten accountant, consultant of bedrijfsleider worden, niet in Nederland maar in Moskou zelf. De zorgen van deze studenten verschillen nogal van de gebruikelijke besoignes. Zoals: hoe kan ik in de Russische hoofdstad het beste werk vinden? Of: hoe verleng ik een zakenvisum?
Het is trouwens niet voor het eerst dat westerlingen Rusland binnentrekken met de bedoeling er te blijven. Een groepje Nederlandse ingenieurs reisde in 1922 vol enthousiasme af om een chemie- en cokesfabriek in het Siberische Kemerevo te helpen bouwen. Voor deze 'gelukszoekers' was het in 1926 al afgelopen, omdat ze als ongewenste buitenlander de grens werden overgezet. De Nederlanders die toch bleven, overleefden de beruchte zuiveringen van de jaren '30 vaak niet. Maar in 1991 zagen drommen buitenlanders weer onvermoede kansen op de Russische markt. Ruslandkenner Hubert Smeets karakteriseerde die situatie treffend: 'Het was een markt voor cowboys, niet voor mensen in driedelig pak'. Media-ondernemer Derk Sauer maakte deel uit van deze golf en de Russische jaloezie was volgens hem goed merkbaar: "Door onze hoge inkomsten dachten de Russen: Hé, daar valt wat te halen. En dan kreeg ik een telefoontje: 'Je hebt echt bescherming nodig'. Vervolgens gooiden ze je ruiten in en belden opnieuw. Zo creëerden ze hun eigen werkgelegenheid."
Vol overgave stort mijn klasje zich op de Russische taal. De een heeft het gemakkelijker dan de ander. De Fransman Nicola zit in zak en as. Zijn grammaticakennis is perfect maar zijn uitspraak belabberd. Ook de Moskouse vertegenwoordiger van het modehuis Christian Dior heeft het zwaar. Tussen de colleges door moet hij zijn Russische personeel aansturen bij het opzetten van een nieuwe winkel. Terwijl uit Parijs de deadlines elkaar snel opvolgen, vindt hij dat zijn personeel niet vooruit is te branden. Maar Moskou heeft voor westerse mannen zoals zij vooral positieve kanten. Met de veel hogere salarissen en dito uitgavenpatroon kunnen zij met gemak de mooiste en jongste meiden krijgen. Van onze acht 'commerciële' studenten hebben er vijf een Russische vriendin. De bevoorrechte positie van deze westerse mannen op de relatiemarkt roept jaloezie op bij mijn Moskouse ongehuwde vriendin Sonia, die voor deze studenten duidelijk als te oud zou gelden.
In onze klasje vervult de Nederlandse bedrijfseconoom Job de functie van vraagbaak. Zijn Russisch gaat razendsnel vooruit en trots laat hij mij zijn in het cyrillisch geschreven visitekaartje zien, met zowaar de Russische vlag erop. Voor hem is werken in Moskou voor de hand liggend: "follow the money". Tegelijkertijd beseft hij dat de Russische hoofdstad barst van de bureaucratie, corruptie en inefficiëntie. Job wil dan ook het liefst bij een bedrijf werken uit zijn eigen land en heeft in Moskou al 600 Nederlandse bedrijven getraceerd. En elke week loopt hij er enkele binnen voor een open sollicitatiegesprek. Ook de Turkse student Murat zit gebeiteld: zijn familie heeft in Moskou een bedrijf in bewerkte katoen en hij gaat het overnemen. Hoe zou het nu gaan met onze 'commerciële' studenten, vier jaar na dato? Vooral met Job, de zo gretige zakenman-in-spe? Zouden ze er nog steeds werken? Ik waag het te betwijfelen. Wat mijzelf betreft: vanwege de toenemende anti-westerse stemming zijn mijn universitaire vernieuwingsprojecten al geruime tijd niet meer welkom.
Youtubefilmpje: hierin spreekt de Nederlandse Nel Visch over haar aankomst in 1922 in Russisch Kronstadt (2013).