Deze zomer in het Siberische Tomsk moest ik terugdenken aan Narym, zo'n 350 km noordwaarts. Daar, aan de oever van de Ob rivier, verbleef ik met Russische vrienden op een oude woonboot. Narym staat bekend als politiek bannelingendorp uit de Goelagperiode én als verblijfplaats van de toenmalige banneling Stalin. In de 19de eeuw raakten in West-Rusland de strafinrichtingen overvol. Volgens de Duitse socioloog Norbert Elias nam in de westerse geschiedenis het geweldsmonopolie van de staat toe en schoof de gevoeligheidsdrempel voor andermans lijden op. Openbare lijf- en doodstraffen verdwenen achter de coulissen van de gevangenis. Tegelijkertijd kregen politieke gevangenen steeds meer publieke aandacht. Denk aan Radisjtsjev of Dostojevski. Ook zij moesten uit de publieke sfeer verdwijnen. De Amerikaanse Siberiëkenner Benson Bobrick noemde Siberië ‘het land achter de horizon’, net zo ver weg als een andere planeet. In de 18de eeuw zagen cartografen er in hun verbeelding ‘kannibalen en eenarmige wezens’ rondlopen. Het afgelegen Siberië bood uitkomst.
De toenemende populariteit van Siberië als verbanningsoord had nog een reden. De kolonisering van deze regio vanaf de 18de eeuw vond ook plaats vanwege haar enorme rijkdom aan delfstoffen en edelmetalen. Alleen: wie ging het opgraven? De inheemse bevolking woonde meestal niet daar waar de meeste arbeidskrachten nodig waren. En dat waren in die tijd bijvoorbeeld de zilver- en loodmijnen van Nertsjinsk en de goudmijnen van Kara. De tsaar stelde militaire gouverneurs aan om te zorgen dat de mijnen voldoende lijfeigenen kregen. De uitdrukking ‘Anders stuur ik je naar Siberië!’ lag elke landheer in de mond bestorven. Na de afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 kon dit echter niet meer. Om het zware werk toch gedaan te krijgen moesten criminelen, politieke - en krijgsgevangenen hun straf in de Siberische mijnen uitzitten.
Voor Siberië waren de gevolgen ingrijpend. Heel de regio werd overspoeld met mensen ‘met een suspect verleden’, wat dat ook inhield. Langs ‘De Vladimirka’, ooit de hoofdweg naar Siberië, verrezen ‘dievensteden’ waar criminelen de dienst uitmaakten. Daarnaast ontstonden er waarachtige ‘bannelingensteden', met bannelingen als hoofdbewoner. Door het leven waren deze mensen hard geworden en hun imago van 'onbevreesde koetsier' of 'doorgewinterde bediende' spreekt boekdelen. Ging het in 1800 nog om enkele honderden, in 1900 waren het er bijna 300.000. De Transsiberische spoorlijn rond de eeuwwisseling vertienvoudigde dit aantal. Over het onmenselijke systeem in de nieuwe strafkolonie Sachalin schreef Anton Tsjechov een schrijnende aanklacht. In 1917 schaften de Bolsjewieken het bannelingensysteem af.
In de jaren twintig startte Lenin het gewoon weer op. Goedkope arbeidskrachten bleven nodig en de binnen het socialisme officieel niet bestaande criminelen konden ook maar beter uit het zicht blijven. We weten allemaal waar dit toe leidde. Midden jaren dertig telde de Goelag naar schatting 2,5 miljoen mensen. Het was Chroesjtsjov die er een eind aan maakte. In 2005 werd Chodorkovski, de toenmalige topman van het olie- en gasconcern Jukos, voor acht jaar naar Siberië verbannen. En Tolokonnikova van Pussy Riot overkwam in 2012 hetzelfde. ‘Anders stuur ik je naar Siberië’? Poetin weet er nog steeds raad mee.
Youtubefilmpje van Russia Today 'Hard lives and independent minds in four-century old city of exiles' (2010). Het filmpje verhaalt van de eeuwenlange geschiedenis van de bannelingen van Narym en Tomsk, van Decembristen en narodniki en van het Stalinmuseum in het dorp. De bannelingen vormden wel de basis van de snelle groei van de lokale ict-sector